Terraria, aquaria en schildpad



Schildpad

De landschildpad komt van oorsprong voor in Zuid-Europa en de Balkan. Deze schildpad is vooral te vinden op de steppen, op weiden en in droge bossen. Als landschildpadden in een gebied leven waar voldoende voedsel te vinden is kunnen ze goed samen leven. Als voedsel schaars is komen ze alleen samen in de paartijd. Deze schildpadden zijn overdag actief en kunnen goed graven en klimmen. Ze hebben zonlicht nodig om zich te warmen en om vitamine D aan te maken. In het wild houdt de landschildpad vanaf november een winterslaap, deze duurt vier tot zes maanden. Hun voeding bestaat voor het grootste deel uit planten. Daarnaast eten ze ook weleens een slak of een worm. Een vrouwtje legt per keer één tot twaalf eieren. Ze broedt de eieren niet zelf uit, maar begraaft ze in het zand. Na ongeveer twee tot drie maanden, komen de eieren uit. De jongen zijn dan gelijk zelfstandig.

Afrikaanse reuzenslak

Deze Afrikaanse reuzenslak is redelijk makkelijk te houden. Ze stellen weinig eisen aan hun leefomgeving. Als je zorgt voor de juiste temperatuur en de juiste bodembedekking kan er niet zo veel fout gaan en zal je veel plezier beleven aan de slakken. Je kan deze soort al houden bij een temperatuur vanaf 22 graden. Enkele graden warmer mag uiteraard.

Afrikaanse reuzenslakken zijn behoorlijk actieve dieren, af en toe glijdt er ook eentje over de glazen ruit. De manier van bewegen is op deze manier goed te observeren. Slakken of buikpotigen zijn weekdieren. De naam buikpotigen verwijst naar de gespierde onderzijde van het langwerpige lichaam, waarmee de dieren zich voortbewegen.
Het zijn geen moeilijke kostgangers: ze eten komkommer, sla, andijvie, appel, tomaat, banaan en andere groenten en fruit, aangevuld met vitamines. Ook krijgen ze Sepia om te voldoen aan hun kalkbehoefte voor hun schelp maar ook voor allerlei andere processen in het lichaam. 

De slakken worden ongeveer 8 jaar oud en kunnen 15 cm groot worden. Dit soort slak is hermafrodiet, dus één slak is zowel man als vrouw, maar toch zijn er wel twee slakken nodig om bevruchtte eitjes te krijgen. Ze kunnen namelijk niet aan zelfbevruchting doen. 
Na een tot twee jaar beginnen de slakken met het leggen van eitjes. Dit doen ze 4 tot 6 keer per jaar en per keer leggen ze zo’n 70 tot 100 eitjes. Als je ze goed vochtig houdt en op 25 graden hebt, komen ze al na 2 weken uit. Zorg ervoor dat je niet teveel eitjes bewaard, want je mag deze slakken buiten niet loslaten als je er genoeg van hebt. Bijna alle eitjes komen uit en de slakken produceren erg veel en snel eitjes!

Huisjesslakken hebben in het ei al een klein huisje van twee of drie windingen. Zodra een slak uit het ei kruipt begint hij vanaf de mondrand (de opening waar het lijfje van de slak eruit komt) het huisje groter te maken. Dit blijft de slak doen tot hij volwassen is. Meestal kun je een volwassen slak herkennen aan het feit dat de mondrand een stukje is omgeslagen en verdikt, als bij een trompet.

Klauwkikkers

Klauwkikkers komen voor in de tropische en gematigde wateren in Zuid- en Oost-Afrika. In snelstromend water komen ze niet voor. Ze worden tot twaalf centimeter groot. De klauwkikker is een zeer goede zwemmer dankzij de grote zwemvliezen aan de achterpoten. De voorpoten met vier lange vingers worden als roer gebruikt. De klauwkikker kan tot acht maanden zonder voedsel. Het dier leeft vooral in troebele wateren waar hij zijn prooi door trillingen (via zintuigen op de zijkant van zijn lijf) kan vinden. Omdat een klauwkikker geen tong heeft, moet de prooi met de voorpoten in de keel worden geduwd. Kleinere dieren zoals insectenlarven en de eieren van muggen  worden door de vingers als het ware de bek in gewaaierd. Het dier eet ook eigen eieren en larven. De klauwkikker komt nooit uit het water, omdat de huid anders uitdroogt en de lichaamsbouw niet geschikt is om te lopen. In de zomer drogen de poelen waarin de klauwkikker leeft vaak op en begraaft het dier zich in de modder. De huid vormt dan een soort slijmlaag die niet snel uitdroogt en de kikker komt in een soort sluimertoestand.

Een kijkje bij de klauwkikkers. Deze gestroomlijnde kikker is zo snel en behendig als een vis. Hij is zelfs in staat zich achteruit te bewegen.

De drie binnenste tenen aan zijn achterpoten hebben klauwtjes vandaar de naam klauwkikker.

Guppen

De guppy, ook wel miljoenenvisje genoemd, is een tandkarper en wereldwijd het meest populaire aquarium-visje. Van nature komt de guppy zowel in zoet als in brak water voor. De vis zwemt in alle waterlagen, maar het meest in de bovenste laag. Het is een vreedzame groepsvis. Er moeten meer vrouwtjes dan mannetjes zijn, omdat vrouwtjes worden opgejaagd door de seksueel zeer actieve mannetjes als ze met te weinig zijn. Dat de guppy ‘miljoenenvisje’ genoemd wordt, is niet voor niets: ze blijven zich maar voortplanten. Guppy’s zijn levendbarend: de eitjes worden inwendig uitgebroed en er kunnen tientallen visjes geworpen worden. Een zwanger vrouwtje kan zaad van mannetjes maandenlang opslaan en er meerdere keren van bevallen. Daardoor komt het voor dat een mannetje dat al dood is, maanden later nog nakomelingen krijgt. Mannen hebben een grotere staart, een kleiner lichaam en fellere kleuren dan de vrouwtjes. De staart wordt gebruikt om mee te pronken.

Salamander

Salamanders hebben een grote staart en twee paar poten, de achterste met ieder vijf tenen, de voorste met ieder vier vingers. Ze kunnen niet zoals een kikker grote sprongen maken. Het gehoor is bij salamanders niet zo goed ontwikkeld als bij kikkers. Ze kunnen wel beter ruiken. Toch hebben kikkers en salamanders ook veel overeenkomsten. De huid van een salamander bijvoorbeeld ziet er net zo glad en glibberig uit als die van een kikker, door een laagje slijm dat de huid bedekt  Dat slijmlaagje zorgt ervoor dat de dieren niet uitdrogen als ze op het land zijn. Onder water kunnen ze door hun huid zuurstof opnemen. Ze kunnen dus op het land ademen met longen en onder water door hun huid. Het zijn koudbloedige dieren. De temperatuur stijgt en daalt met de temperatuur van de omgeving. Omdat salamanders koudbloedig zijn, moeten ze een winterslaap houden.  Leeftijd: Ze kunnen in gevangenschap tot 28 jaar worden!

Wandelende takken

Wandelende takken zijn insecten, die behoren tot de Phasmidea (wat letterlijk vertaald “spoken” betekent). Ze worden min of meer onzichtbaar, omdat ze de vorm en kleur van de plant waarop ze zitten aannemen. Ze doen alles om niet op te vallen, overdag verroeren ze zich niet, maar ‘s nachts knabbelen, vreten en knagen ze aan de bladeren. Wandelende takken hebben geen geraamte maar een harde huid die het zaakje bij elkaar houdt. Om te kunnen groeien gooien ze zo’n 6 keer de oude huid af (vervellen ) en groeien dan snel voordat ze hun nieuwe harde velletje weer om krijgen. Wandelende takken verplaatsen zich traag wiegend op hun dunne poten die voorzien zijn van kleine haakjes. Na 4 of 5 maanden gaat een wandelende tak eitjes leggen, ze heeft dan rode oksels. Voor het eieren leggen heeft ze geen mannetje nodig, want ze is tweeslachtig. De eitjes zijn kleine, ronde bolletjes met een wit dopje (daardoor makkelijk te onderscheiden van de langwerpige poepjes). De eitjes komen na een paar maanden uit.